Van de schoonheid en de deugd
Door Hans Schnitzler
De zusjes Desoriëntatie en Verwarring keerden moe maar voldaan huiswaarts. Ze waren een dag lang in de weer geweest met een stel bevlogen gebiedsontwikkelaars. Al na een half uur duizelden het de zusjes: in recordtempo trokken er gebouwen, tempels en steden aan hun geestesoog voorbij, waren er verhalen over buffels, wolven en uilen en een uiteenzetting over het werk van kunstenaars als Manet, Turner en Richter. Ze noteerden: ‘Onder de slagschaduw van een gebouw trok een roedel wolven voorbij op zoek naar de essentie van hun bestaan.’
Als klap op de vuurpijl begon de huisfilosoof van het stel te oreren over passies en lijdenswegen, over ‘het goede doen’, ‘in vorm raken’ en over karakter en identiteit. Het begon de zusjes te dagen: hier werd een zoektocht in gang gezet. Maar waarnaar? Aan alle onduidelijkheid kwam een eind toen de groep uiteenging om over beroepswaarden te discussiëren. Oftewel, over de vraag: wat vinden we nastrevenswaardig? Zijn er idealen of opvattingen die richtinggevend kunnen zijn voor onze manier van opereren?
De zusje konden hun geluk niet op, want dit ging over ethos, over het ontwikkelen van een bestendige grondhouding waarbij je je beweegredenen voortdurend bevraagt en probeert te achterhalen welke waarden je van belang vindt. Over deugdenethiek dus, een vorm van levenskunst die, zeker in vloeibare en veranderlijke tijden, voor houvast en oriëntatie zorgt – voor individuen, beroepsgroepen én organisaties.
Na een aantal levendige gespreksrondes koos het SITE-team voor schoonheid, daadkracht en compassie als opperste waarden om na te streven en dus als de essentie van hun bestaan. Met name de keuze voor schoonheid bracht de zusjes in extase, want daarmee bekende het gezelschap zich tot de leer van de filosofische mastodont Plato. Wat dit betekent? Dat we in feite met een club onvervalste idealisten van doen hadden.
Voor de Griekse wijsgeer is ‘het schone’ namelijk een fundamentele grondcategorie, een ideaal of idee dat ons informeert over wat we belangrijk vinden en dat, volgens Plato, losstaat van conventies. Sterker nog, schoonheid stimuleert ons om de waarheid te vinden en het goede te doen. Waarom? Omdat we in schoonheid onbewust eigenschappen aantreffen die we belangrijk vinden. Denk aan hoe de ‘juiste verhoudingen’ van een gebouw of schilderij ons kunnen treffen als ‘schoon’ en ons daarmee, vaak impliciet, wijzen op het belang dat we hechten aan zaken als harmonie en evenwicht. Kortom, voor Plato is schoonheid niet iets subjectiefs. In ‘het schone’ wordt een ideaal zichtbaar dat richtinggevend is voor wat we voor waar (of waardevol) houden en dat duidelijk maakt wat we (moreel) nastrevenswaardig vinden. Oftewel: schoonheid creëert samenhang.
Maar er is meer. Wie schoonheid aanschouwt vormt zijn ziel. En omdat de ziel volgens Plato onsterfelijk is en de zetel van de drang naar het hogere, nemen we met schoonheid een voorschot op de eeuwigheid. Gebrek aan ambitie kun je de urban planners van SITE in ieder geval niet ontzeggen.
Nu is de gedachte dat schoonheid aan een absolute maatstaf beantwoordt (waar we met een beetje moeite toegang toe hebben), vandaag de dag een stuk minder populair. ‘Over smaak valt niet te twisten’, heet het tegenwoordig. Anders gesteld: wat mooi is, is wat een willekeurig individu mooi vindt. Tegelijkertijd zie je ook bij moderne denkers dat schoonheid zelden iets willekeurigs is. Sommigen spreken over een ‘gemeenschappelijke zin’ voor schoonheid, anderen zien er een middel in tegen het menselijke lijden en weer anderen ontwaren een magisch potentieel in schoonheid dat ons ontvankelijk maakt voor de absurditeit van het bestaan.
Al met al durven de zusjes de stelling nog steeds aan dat schoonheid naar een hogere orde verwijst met zeggingskracht voor wie we willen zijn. Wel willen zij aantekenen dat schoonheid ook in het alledaagse, onaffe en imperfecte schuilt. De rommelige praktijk van alledag heeft eveneens een functie in onze perceptie van schoonheid.
Er is geen ontkomen aan: met schoonheid als waarde betoont SITE zich schatplichtig aan de ideeën van Plato. Daarmee verdwijnt, in potentie althans, het spanningsveld tussen realisme en idealisme, tussen de waan van de dag en hogere idealen. Zolang men het streven naar schoonheid als een onmisbare eigenschap ziet voor het eigen functioneren, kunnen daar nauwelijks concessies aan worden gedaan. Doe je dat wel, dan verlies je al snel je gezicht en doe je afbreuk aan wat jou tot een goede (lees: deugdelijke) professional maakt.
Natuurlijk: wie een ideaal als schoonheid nastreeft zal zich soms moeten bekommeren om de haalbaarheid ervan en hier en daar wat water bij de wijn moeten doen. Waar die grens precies ligt, is moeilijk vast te stellen. Misschien komt het erop aan nog scherper in beeld te krijgen waar die schoonheid voor staat, naar welke achterliggende waarden ze verwijst.
Maar het ideaal zelf is onaantastbaar. Dat is nu eenmaal de pest met idealen: je kunt ze nooit bereiken, alleen belichamen. Het is, met andere woorden, een kwestie van karakter.